De Pion I speelt gelijk tegen gastheer PION
Op 21 april vond de laatste ronde van de KNSB-competitie plaats. De Pion I had volgens schema een uitwedstrijd tegen PION in Groesbeek, en het toeval wilde dat juist die vereniging de taak op zich had genomen een gezamenlijke slotronde te organiseren. Een prijzenswaardig initiatief dat voor ons als enig gevolg had dat we ook de andere wedstrijden in onze klasse live konden volgen. Dat is best leuk, vooral als je zoals schrijver dezes Charles Kuijpers weer eens non-playing captain bent. In de wandelgangen vernam ik echter dat niet alle verenigingen even blij waren met een slotronde in Groesbeek, welk dorp tegen de Duitse grens aanligt bij Nijmegen. Ook daar kan ik me wel iets bij voorstellen: er stonden onder meer wedstrijden op het programma tussen verenigingen uit de volgende plaatsen: Sas van Gent versus Amsterdam, Delft versus Beverwijk en Haarlem versus Leiden. Er zijn volgens zeggen door andere clubs twee verzoeken bij de KNSB ingediend om de wedstrijd “gewoon” thuis te mogen spelen, doch die zijn door de schaakbond –om het maar eens in de taal van de speelomgeving te zeggen- “rücksichtslos” afgewezen. Het komt mij voor dat over dit onderwerp een principiële discussie op zijn plaats is. Ik vind het nogal ver gaan om een vereniging te verplichten een thuiswedstrijd in een verre uithoek van het land te moeten spelen. Mijn voorstel zou zijn om een gezamenlijke slotronde alleen vast te stellen indien minimaal acht van de tien teams in de klasse daar vooraf mee akkoord gaan. Aardig is bijvoorbeeld dat vandaag de meesterklassewedstrijd BSG Bussum versus HSG Hilversum (een beladen degradatieduel) in Den Bosch wordt gespeeld.
PION had de organisatie prima voor elkaar, en ik wil hen gaarne bij deze prijzen voor hun inspanningen. De sfeer was prima, en met behulp van drie wedstrijdleiders verliep de middag zonder noemenswaardige incidenten. Overigens verdient PION nóg een pluim: zij speelden gisteren hun 25e wedstrijd op rij met dezelfde acht spelers, werkelijk ongekend.
Bij aanvang van de wedstrijden leek er zich een interessant reglementair miniatuurtje voor te gaan doen. Van het reeds gedegradeerde Philidor Leiden was slechts good old Piet Bakker (uit Amsterdam!) aanwezig, de andere spelers stonden in de file. Nu schrijft het reglement voor dat een wedstrijd tussen achttallen pas mag beginnen als er van beide teams ten minste vijf spelers aanwezig zijn. Grappig was dat uitgerekend de tegenstander van de enig aanwezige Philidorspeler als enige van de Haarlemmers niet aanwezig was. Indien een uur na aanvang nog steeds geen vijf of meer spelers per team aanwezig zijn, wordt de wedstrijd geacht niet te zijn gespeeld, en wordt een nieuwe datum voor de wedstrijd vastgesteld. Voor het niet-opgekomen team volgt dan wel een straf in de vorm van een boete of het in mindering brengen van 2 matchpunten. Badinerend werd al opgemerkt dat dit een interessante methode was om het principe van de gezamenlijke slotronde te frustreren, toen de resterende Philidorspelers niets vermoedend ruim voor het verstrijken van het cruciale uur de speellocatie betraden. En daarmee was al het gefilosofeer over het reglement weer tot fictie verworden.
Nu dan maar iets over allereerst onze wedstrijd. Qua ratings hadden wij een fors overwicht op PION, welke naam bovendien “Punten Is Ons Nevendoel” betekent. Over die betekenis heb ik nog een leuke discussie met de voorzitter van de vereniging gevoerd. Op mijn vraag waarom die betekenis een kennelijke taalfout bevat, moest hij het antwoord schuldig blijven. Hij vertelde dat de naam in 1954 bedacht is, zodat hij oude bronnen zou moeten raadplegen. Ik heb hem vervolgens een handje geholpen. Er is (zoals David DuPont enkele dagen voor de wedstrijd puntig opmerkte) geen sprake van een taalfout als het woord “Punten” als werkwoord is bedoeld in deze samenstelling. Doch dat is niet erg voor de hand liggend gelet op de betekenissen van het werkwoord “punten”. Een mogelijke oplossing ligt in de zesde betekenis van het werkwoord “punten” volgens de Dikke Van Dale (editie 2005). Die betekenis is evenwel te schunnig om hier te vermelden. De discussie zal wellicht binnen de gelederen van PION verder worden gevoerd.
De verwachting was dat het ook zonder Andy Baert wel zou lukken. De werkelijkheid bleek anders; de hele middag was de wedstrijd in evenwicht, en dat bleef tot het eind zo. Met het gelijkspel eindigde De Pion I op een toch wel teleurstellende vijfde plaats. Chronologisch verliep de wedstrijd als volgt. Supersub Pim Eerens speelde op bord 7 met wit een Koningsindische partij met Oudindische kenmerken tegen Leo Wijnhoven. Een tijdelijk pionoffer van wit leverde niets op dan een stelling waarin voor beide spelers niet veel meer te beleven was; remise dus.
Wij kwamen op achterstand door een nederlaag van Bart Peeters met zwart op bord 8. Tegenstander Wobke Veenstra speelde in een ongebruikelijke variant van het Frans sterk, en won twee overigens niet zo sterke pionnen. Bart consumeerde veel tijd, en ging in de complicaties ten onder toen hij zonder enige compensatie ook nog een kwaliteit verloor. In de post-mortem kwamen nog wel vele interessante wendingen op het bord, maar ja……
Daarna viel er een remise op bord 3 tussen Thierry Penson en Theo Wijnhoven. In het begin van het middenspel stond Thierry weer eens problematisch, doch zoals vrijwel altijd wist hij de problemen creatief te boven te komen en won hij een pion. Door de stand van de witte koning kreeg zwart echter voldoende tegenspel waarna een zetherhaling onvermijdelijk was.
De stand werd gelijkgetrokken door Jan van Mechelen die op bord 5 een voortreffelijke partij speelde tegen Luuk de Ruijter. Na een (tamme!) Siciliaan had wit licht voordeel dat Jan omtoverde in een stelling met aanvalskansen. Een ogenschijnlijk zwakke vrije d-pion van wit hield de zwartspeler bezig, en intussen kreeg de aanval van Jan vaste vorm. Hij kon het gevecht met een fraai dameoffer beslissen.
PION kwam opnieuw op voorsprong door de partij op het eerste bord. Stefan Docx stond met wit lange tijd prima in een door opponent Olav Schoonenberg passief gespeelde Slavische opening. In het verre middenspel lette Stefan even niet op en gaf een stuk weg zonder reële tegenkansen.
Robert Schuermans speelde met zwart op het vierde bord een uitstekende partij tegen Wim Molenkamp die met 1. b3 opende. Op zichzelve een verstandige keus tegen Robert, want na b3 duurt het veelal erg lang voordat er een scherpe stelling op het bord staat. Maar nu liet Robert zien, dat hij ook met kleine middelen prima uit de voeten kan. Zijn lopers en zijn toren waren steeds nét iets actiever dan de witte pendanten, en dat leidde uiteindelijk tot materiaalwinst. Een voorbeeldige partij van onze nestor!
En daarna kwamen we zowaar op voorsprong. Stefan Colijn met zwart op bord 2 had geen gemakkelijke middag tegen Jasper Bons. De opening verliep in het voordeel van wit (en dat nog wel in het Frans!), doch Stefan rechtte de rug en maakte de stelling met lichte hulp van Jasper gelijk. Vervolgens toonde hij zijn klasse door een remiseaanbod af te slaan en een iets beter eindspel te bereiken. Dat speelde Stefan ijzersterk naar winst.
Helaas was het slotakkoord voor PION. David DuPont had een heel moeilijke middag met zwart tegen Jan Fleuren, de man die met 7 uit 9 ook topscorer van klasse 2C zou worden. In een zeer lastig middenspel na Siciliaans met 2. b3 raakte David aanvankelijk twee pionnen achter. Hij moest zeer veel tijd investeren in zijn pogingen tot restauratie, die ver reikten maar niet ver genoeg. En zo eindigde onze laatste wedstrijd van het seizoen in 4-4.
Kampioen van klasse 2C werd Veenendaal/De Toren dat in een rechtstreeks duel vrij overtuigend afrekende met Spijkenisse. In die wedstrijd speelde zich overigens een voor de betrokken speler van Spijkenisse vreselijk drama af toen hij in een vlaag van totale schaakblindheid op de zevende of achtste zet met wit stikmat gezet werd.
Ook hier nogmaals onze gelukwensen aan Veenendaal/De Toren.
- Olav Schoonenberg (2185) – Stefan Docx (2356) 1 – 0
- Jasper Bons (2032) – Stefan Colijn (2226) 0 – 1
- Theo Wijnhoven (2080) – Thierry Penson (2197) ½ – ½
- Wim Molenkamp (2052) – Robert Schuermans (2076) 0 – 1
- Luuk de Ruijter (2164) – Jan van Mechelen (2186) 0 – 1
- Jan Fleuren (2170) – David DuPont (2048) 1 – 0
- Leo Wijnhoven (2032) – Pim Eerens (2112) ½ – ½
- Wobke Veenstra (1959) – Bart Peeters (1969) 1 – 0