De Pion A: Rond 4 Avondcompetitie

De vierde ronde
van de avondcompetitie bracht het avond-quadrupel op maandag 7 december in café
De Veestallen in Roosendaal. Oftewel café Boonen – tot voor kort.

{jcomments on}
Vanaf 1930 verkreeg de familie Boonen eigenaarschap van het pand. Daarbij
hoorde een aanzienlijk stuk grond, dat werd gebruikt voor opstal van vee (paarden,
koeien en schapen). Familie Boonen was dan ook vrij actief in de veehandel,
naast het runnen van het café. Van lieverlee trok het café ook andere
activiteiten aan. In 1932 werd het land een thuis voor een voetbalverenigingen
en ook andere verenigingsverbanden kwamen naar De Veestallen om hun
activiteiten te organiseren. Een kaartclub, een spaarkas. In 1937 werd het café
uitgebouwd; er werd een vergaderzaal annex feestzaal aangebouwd.
Na de oorlog nam de industrialisatie een hoge vlucht. Ook in de landbouw was
dit merkbaar en daardoor kwamen de stallen vaker leeg te staan. Het vee week
voor andere activiteiten zoals motorcross wedstrijden.
Inmiddels groeide de stad Roosendaal gestaag door. Roosendaal West werd uit de
grond gestampt en het spoor werd verder ontwikkeld. Hierdoor werd het land
rondom De Veestallen onteigend. Het café bleef echter een centraal punt.
Ondernemers verenigingen, sociale verenigingen (een vogelclub), noem maar op.
In 2005 overleed Jef Boonen en kwam het café in handen van de Roosendaalse BVR
groep. Direct hierop werd het café gerenoveerd, en kreeg het zijn huidige look
& feel.

In dit bruine café nam het quadrupel positie achter de Staunton stukken.
Staunton stukken zijn schaakstukken, ontworpen door Nathaniel Cook en zijn
vernoemd naar de Britse schaker Howard Staunton. FIDE schrijft voor dat stukken
van dit model (bij benadering) worden gebruikt bij competitieverbanden. In 1849
werden de stukken voor het eerst verbruikt en na een paar jaar al werden ze
algemeen gebruikt.
Kenmerkend voor de Staunton stukken zijn de volgende uiterlijke eigenschappen.
Koning: draagt een kruis. Dame: even hoog als de koning, draagt een kroon van
parels. Toren: uitgeholde bovenzijde, kantelen uitgespaard. Loper: een schuin
ingezaagde uitsparing, gelijkend naar de mijter van een bisschop. Paard: met
een paardenkop. Gezien de assymetrische vorm boven het voetstuk kan dit stuk
niet op een draaibank worden vervaardigd. Hierdoor was het voorheen het duurste
stuk om te produceren. Pion: bol boven de kraag.

Rond kwart over acht ’s avonds werden de DGT klokken geactiveerd. In schaken is
de klok een kritiek stuk equipment. Elke speler heeft een voorafbepaalde
hoeveelheid tijd, waarin hij een tevens vooraf bepaalde hoeveelheid zetten moet
uitvoeren. Lukt dit niet, dan is de partij verloren. Met de intrede van de
digitale klokken (DGT = digital game technology) konden er meerdere varianten
van tijdsverbruik worden geïntroduceerd, zoals bijvoorbeeld het spelen met een
time increment per zet.
De eerste DGT klok kwam al in 1985 op de markt. Destijds in privé gebouwd door
Ben Bulsink, student aan de TU Twente. Ondanks de grote vooruitgang qua
precisie zijn er slecht 60 van deze klok vervaardigd. Wegens te hoge
productiekosten is hij nooit in brede kring gebruikt.
In 1993 ging FIDE met DGT Projects een samenwerkingsverband aan, om de “officiële
FIDE schaakklok” te produceren. Dit leidde in 1994 tot de eerste
massaproduceerbare DGT klok, die in totaal 12 verschillende speeltijden kende.
Eind 90er jaren werd deze klok vervangen door de DGT2000.
Deze klok wordt nog steeds veel in clubverband en toernooiverband
teruggevonden.
Tussen de DGT2000 en heden zitten een aantal upgrades en varianten. De
bekendste daarvan is de DGT2010 die ook door FIDE status werd toegewezen als “officiële
FIDE schaakklok”, en de opvolger van de DGT2000.

Vier borden zagen vier verschillende openingen. In bord volgorde kwamen er op
het bord: een ruilvariant van het damegambiet, een assymmetrische Engels, een
Siciliaan, en een hoofd(ruil)variant van de Caro Kann.
Eén van de oudste geannoteerde openingen is de Ruy-Lopez, ook wel bekend als
Spaans (1. e4,e5 2. Pf3,Pc6 3. Lb5). Ondanks dat Luis Ramirez de Sanchez in
1497 al analyses van openingszetten in zijn boek opnam, vond de eerste
theoretische uiteenzetting plaats in het opschrift van Ruy López de Segura in
1561. Pas vanaf 1840 werd openingskennis systematisch benaderd. Door de
ongecontroleerde opkomst van openingskennis in het schaakspel, is er geen
systematische nomenclatuur geïntroduceerd voor de openingen. Meest gebruikt
zijn namen van gebieden of landen (Spaans, Italiaans, Schots, Russisch,
Siciliaans, etc), of van personen: bedenkers of spelers die de opening
veelvuldig speelden in het beginstadium (Bird’s, Caro-Kann, Aljechin’s, Réti,
etc).

In de openingsfase werden er op bord 1 en 4 al meteen wat zaken duidelijk. Om
met bord 4 te beginnen. Henk speelde met zwart zijn geliefde Caro-Kann en kreeg
de hoofdvariant voorgeschoteld. De zwarte witveldige loper werd op g6
gesposteerd. Wit verzuimde hier echter h4-h5 te spelen. Dit is nodig om de
koningsvleugel van zwart vast te leggen, maar het nadeel is dat op de lange
termijn de pion op h5 een zwakte kan zijn. Het gaf Henk echter wel wat extra
ruimte. Door zijn activiteit kon hij een pion winnen. Hierna speelde hij echter
niet de meest accurate zetten en zijn tegenstander kreeg een kans om de pion
terug te winnen, maar zag deze jammerlijk over het hoofd. Zodoende ging Henk
met een pion meer door het middenspel richting het eindspel.

In het schaken is het vaak niet te duiden wanneer het middenspel eindigt en het
eindspel begint. Er is geen positie of combinatie van stukken waarvoor dit
standaard geldt. Toch wordt er in schaken vaak verwezen naar het eindspel als
een bepaalde fase van een partij. Kenmerkende eigenschappen van het eindspel
zijn: het aantal stukken (dame, torens, lopers, paarden) is gedecimeerd. Een
eindspel kan zowel met zware stukken en/of lichte stukken zijn, of zonder
stukken. De rol van de pionnen neemt toe. Een veel gevolgde strategie in het
eindspel is tot promotie brengen van een pion. Ook de rol van de koning
verandert. In het middenspel wordt de koning veiliggesteld achter pionnen en
ondersteund door stukken. In het eindspel wordt de koning actiever en naarmate
meer stukken worden geruild, zal de koning naar een centralere plek op het
schaakbord worden gebracht.

Op bord 1 kwam de ruilvariant van het damegambiet op het bord. Martijn heeft dit
de laatste tijd niet vaak gespeeld en moest al vroeg improviseren. Dit deed hij
door zijn dame op a5 te posteren, daarmee het witte paard op c3 pennende. Het
nadeel van dat veld is dat het echter een aanvalsdoel biedt voor de opstotende
b-pion, die een centrale rol speelt in wit’s minoriteitsaanval. Hierdoor zou
zwart belangrijk tempo verliezen in de overgang naar het middenspel.
Schaken heeft vele denkbeeldige overeenkomsten met de krijgscultuur op
historische slagvelden. Het verlies van tempo heeft een duidelijk verband met
de ontwikkeling van de blitzkrieg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het
uitgangspunt hiervan is om de tegenstander te overrompelen, zodat er geen kans
is om te reageren of te (re-)organiseren. In het schaken is het niet anders.
Als een stuk wordt aangevallen en moet wijken, dan moet er een zet worden
verbruikt, om dat stuk in veiligheid te brengen. Daarmee kan één zet lang de
uitbedachte strategie niet worden uitgevoerd. En sterker nog – in het geval dat
het aangevallen stuk een rol in de strategie speelde, zou deze strategie zelfs schade
kunnen oplopen, omdat het stuk de toegewezen rol nu niet meer vanaf het bedoelde
veld kan uitoefenen, en op het nieuwe veld wellicht zelfs niet meer in de
strategie meewerkt.

Op bord 2 kreeg Carlo een English a-symmetrical door Johan voorgeschoteld.
Carlo stelde zijn stukken op alsof het een Konings Indisch was. Johan was er snel
bij op de damevleugel en pakte de nodige ruimte, met een sluimerende loper op
g2. Na wit’s b5 posteerde Carlo zijn paard op a5 (een open lijn), wat een nogal
committal besluit leek te zijn.

Bord 3 was het minst duidelijk. Op het eerste gezicht had Eric zijn openingsdoelen
wel bereikt. Een Siciliaan met toegang tot het veld d5 voor de lichte stukken,
ondersteunde pionnen op c4 en e4, uitstellen van zwart’s uitbraak over de
b-lijn. Maar met alle witte en zwarte lichte stukken op het centrum gericht,
was het onduidelijk hoe het verder zou gaan.

Het eerste resultaat viel op bord 1. Inderdaad verloor Martijn een tempo en de
dame op a5 moest terug naar d8. Hierdoor kreeg wit tijd om de b-pion te laten
doorstomen naar b5. Als wit het voor elkaar kan krijgen dat zwart een
achtergebleven pion (aka hangpion) op c6 overhoudt, dan ziet het er zonnig uit
in het eindspel. Het alternatief is dat zwart ruilt met cxb5, maar dan wordt de
geïsoleerde pion op d5 zwak. Een lastige keuze dus. Martijn maakte het zichzelf
nog lastiger door zijn paard van f6 naar h5 te spelen. Hiermee kwam dit paard
voorlopig buitenspel te staan, terwijl hij naar e4 had gekund. Het einde liet
niet lang meer op zich wachten, want na de ruil op b5 werd de d-pion inderdaad
onhoudbaar. Er kwam geen compensatie en na nog een pionverlies en een
instortende stelling hield Martijn het verder voor gezien.

Het volgende resultaat viel niet veel langer daarna. Henk’s tegenstander had
eerder verzuimd zijn pion terug te winnen. Na stukkenruil bleef er een
dubbel-toren eindspel over, Henk had een vrije centrum pion meer. Het lukte
Henk om de pion te laten opstomen en de blokkade van de witte torens op te
heffen. Meteen gaf Bart op, de promotie was niet meer tegen te houden.
De torens zijn qua hoogte de kleinste stukken van het bord. Echter in de echte
wereld worden deze gebouwen terecht wolkenkrabbers genoemd; de hoogste torens
ter wereld staan geregeld deels verborgen in het wolkendek. Bepalend voor de
hoogte van een gebouw is de architectonische hoogte. In simpele bewoordingen:
het gaat om het hoogste deel van de constructie van een gebouw, zendmasten of
antennes worden hierin niet meegerekend. Momenteel is het hoogste gebouw ter
wereld de Burj Khalifa in Dubai (VAE); zij meet 828m verticaal. Ter
vergelijking, de nieuw gebouwde One World Trade Center op Ground Zero in New
York is 541m hoog. De bekende Petronas Twin Towers in Kuala Lumpur (Maleisië)
zijn 452m hoog en de Parijse Eiffeltoren is net hoger dan 300m. In Jeddah
(Saudi-Arabië) wordt momenteel gewerkt aan de Kingdom Tower met een geplande
hoogte van 1.000m. Het hoogste gebouw van Nederland is momenteel de Maastoren
in Rotterdam met een hoogte van 165m. Opmerkelijk genoeg staan de 5 hoogste
gebouwen van Nederland allemaal in Rotterdam. Amsterdam komt niet in de top 10
voor.

Ondertussen vond Eric een manier om de druk op de zwarte stelling verder op te
voeren. Hij kon een vervelende penning op zwart’s paard uitbuiten en dat
leverde een kwaliteit op, ten koste van een pion. Het resterende eindspel was
echter nog niet gewonnen. Sterker nog, naarmate de partij vorderde leek de
remisemarge meer en meer binnen bereik te komen voor Marvin. Helaas deed een
onoplettendheid hem pardoes de das om.
De meeste dassen worden van wol vervaardigd. Wol is een natuurlijk product
afkomstig van dierenharen (voornamelijk schapen). Het is een veerkrachtig
materiaal, maar niet uitgesproken sterk. Eén van de sterkste natuurproducten is
zijde. Zijde is een vloeibare substantie die wordt afgescheiden door insecten.
Aanraking met lucht leidt tot stolling. Het bekendste zijde komt van de zijderups
en in het algemeen veel spinnensoorten. De sterkst bekende zijdesoort is net zo
sterk als gelegerd staal (echter wel 6x zo dun) en lijkt sterk op Kevlar (momenteel
de sterkste syntetische vezel, wordt toegepast in kogelwerende vesten).

Intussen was Carlo in de voorspelde problemen gekomen. Johan speelde sterk door
het centrum en won een kleine kwaliteit (2 paarden tegen een toren). Beide
spelers hadden een vrijpion op de centrumlijnen van het bord. Johan kon echter
de opmars van de zwarte vrije vrij gemakkelijk afstoppen, terwijl Carlo een
heel andere taak had tegen het wervelende paardenduo. Juist op het moment dat
Johan naar de zevende rij kon opstomen onder dekking van zijn paarden, ging hij
zettenherhaling aan. Carlo ontsnapte zo aan een vrij zekere nederlaag en kwam
de eindstand ½-3½ voor het quadrupel op het bord.

Quadrupel is een term die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de aanduiding van
de (alcoholische) sterkte van bieren: dubbel / tripel / quadrupel. Ondanks de
suggestie is een quadrupel niet 4x zo sterk als een normaal bier. Het
uitgangspunt is dat een quadrupel sterker is dan een tripel en het
alcoholgehalte varieert meest rondom de 10%. Alcohol is ook wel de aanwezigheid
van ethanol in een vloeistof. Ook in natuurlijke fruitsappen bevindt zich
alcohol, hoewel dat <0,1% is. Alcohol in bier ontstaat doordat gist wordt
toegevoegd aan het bier. De gist organismen consumeren suikers in de vloeistof
en produceren hierbij ethanol / alcohol.

De uitslagen en standen, alsmede datums van de speelronden, staan op de website
van de NBSB.

Geef een reactie